WAT “beeldend vertaler” Patrick Keulemans MET LEDE OGEN AANZIET EN VERFIJND VORM GEEFT
Ik wil graag eerst en vooral een van mijn zwakke punten te grabbel gooien, met name mijn zeer gebrekkige geografische kennis. Zo weet ik - ik kan in oktober 68 worden - pas sinds een week ongeveer waar de Condroz zich situeert en dat in die streek de Maas meandert. En te bedenken dat het een gebied betreft waar ik als uk vaak en graag toefde. Ik was een extreem dromerige jongen en nooit was er een leraar aardrijkskunde die mijn aandacht wist te houden.
Opgrimbie, Alden-Biezen, Lei en Kim Clijsters, Bilzen, Sint-Truiden, de Duchateau’s, Patro Eisden, Racing Genk, etc. etc. etc. Limburg, dus.
Lang voor onder meer de aandacht werd getrokken met een stalen kerkje, een gekruisigde koe, een bevreemdend mooie brug die nergens toe lijkt te leiden en een rist jonge kerels die uit hun driftige lijven financieel rendement probeerden te puren, wist deze West-Vlaming dat deze plek in Belgisch Limburg - dat eigenlijk Loon had moeten heten - vooral geprezen wordt om de pracht van al wat er zijn of haar leven uit de bodem zuigt. Niet in het minst wanneer die schoonheid haar jaarlijks weerkerend magisch moment van ontluiken beleeft.
In mijn geliefde kleine taal heb ik het zojuist, in amper 7 zinnen, al over heel wat gehad.
Omdat op de artistieke locatie waar we ons nu bevinden beeld én taal centraal staan, moet u meer dan gewoonlijk van u wordt verwacht, tussen de regels lezen. Er valt ontzettend veel te rapen in de stilte tussen taal en tekens van zogenaamde kleine talen. We moeten bovendien alert zijn. Ze verdwijnen snel. En ongemerkt. “Read between the lines!” Ik raad het aan met woorden uit een grote taal. Een slokoptaal.
Dat van “Loon” heb ik van een gedreven verteller die zich met bandeloze gretigheid heeft ingeleefd in het roemrijke bestaan van de Bourgondische vorsten.
SYMBIOSE WOORD EN BEELD
Het geeft mij een gevoel van welbehagen dat in datgene wat vandaag in de Gasthuiskapel, Borgloons Huis voor Kunst, tentoon is gesteld, uitgespreid en uitgestald, woord en beeld het ontzettend goed met elkaar vinden, dat ze in het oeuvre van Patrick Keulemans met regelmaat samen voor volstrekt onverwachte en originele associaties zorgen en dat hun samengaan vaak “symbiose” wordt.
Hoe schoon en verfijnd kun je de teloorgang van kleine moedertalen en alle cultuur die er continu en onbegrensd genadeloos mee verdwijnt - thema wat hier vandaag centraal staat - vorm geven? In ogenschijnlijk grote eenvoud krijgt Keulemans zo’n huzarenstuk voor mekaar!
Taal, beeld en communicatie, het zijn de dingen die mij in hoofdzaak bezighouden. Een korte tijd - zo’n gerijpt decennium - hield sport mij in de ban. Mondjesmaat is de grenzeloze passie voor het spelen met een bal door de liefde voor de woorden en hun klanken buiten de lijnen getackeld. Zouden mijn lieve, rabiaat katholieke moeder-zaliger en een zee van vurige tongen uit de verhalen waaruit zij kracht putte - en ook dat vuur kwam in haar wereld jaarlijks terug - een rol hebben gespeeld?
De fysiek getalenteerde tiener werd niet naar behoren begeleid in tijden dat van zoiets als de VAR nog geen sprake was. Ook het woord “manager” klonk nog niet vertrouwd in de oren.
WRITER’S BLOCK
Ik ben iemand geworden die stukjes schrijft en dit doorgaans doet nadat hij zich heeft gelaafd aan wat beeldende kunstenaars hebben gerealiseerd. De laatste tijd zorgt onder meer en vooral iemand als Patrick Keulemans er dus voor dat een “writer’s block” geen vat op me krijgt… Het is een talige kwelling die Keulemans trouwens op onnavolgbare wijze, d.m.v. het boetseren van lege inktvullingen, heeft gevisualiseerd. Meesterlijk! In het Kunsthuis ziet u er trouwens een nieuwe, compleet andere versie van.
In deze eerste paragrafen heb ik me al minstens tien keer afgevraagd of ik wel het meest accurate woord heb gebruikt. Aangewend? Gehanteerd? In de mond genomen? Neergepend? En hoe zou Keulemans de term “mondjesmaat” in beeld brengen?
Een tentoonstelling toelichten is dus ook wel een beetje een hondenjob. De leiband is er, maar je moet het beest nog kiezen. Het is tegelijk, het schrijven en het schrappen, ook wel heerlijk. Anders had ik mijn aloude en sinds enige tijd slapende geboortestad Brugge niet verlaten.
Het is grasduinen in een koffer vol woorden en al eens vinden wat je niet eens aan het zoeken was. Serendipiteit. Er zullen parallellen zijn met andere creatieve uitingen, maar louter beeldend ben ik zelf volkomen waardeloos. Mijn praktische onhandigheid zou u vooral aan het lachen brengen.
Ik toef dus vaak in het gezelschap van beeldende kunstenaars en hoe langer hoe vaker drijft steevast hetzelfde beeld door mijn hoofd, nl. dat van twee wezens die in het Antwerpse Middelheim-beeldenpark hun vaste stek hebben. Sinds 1993 al. Ene Munoz heeft ze geboren laten worden. Elk aan de andere kant van hetzelfde pad, hangen ze. Hoog in een boom. Ze communiceren op de een of andere manier met mekaar. Of ze elkaar begrijpen, weet ik niet. Maar ze horen - met enige afstand - ongetwijfeld bij elkaar. Hoewel we in tijden van zogenaamde “huidhonger” leven, heb ik het gevoel dat zij die korte, maar blijkbaar onoverbrugbare afstand weten te appreciëren. We hoeven niet altijd alles te begrijpen. We hoeven ook niet overal bij te kunnen. En bij te zijn. We kunnen misschien beter wat vaker dromen. Onderweg zijn. Zouden ze überhaupt beseffen, die twee, hoe ze hoe dan ook bijna onwezenlijke mooi zijn?
OOK DE WIND SPREEKT EEN TAAL
Hun houding, het kleine gebaar dat ze maken, de stilte… In hun buurt hangen tientallen tongen. Als bladeren in bomen. Schütte heeft ze daar ooit gehangen. Ze converseren met de wind. Ook die heeft een taal. Het spreekt al een taal wat leeft, zei Gezelle.
Het is mijn taak u enige duiding te geven over het niet zo gemakkelijk te vatten oeuvre van Patrick Keulemans, een in de grafische kunsten gepokt en gemazelde beeldende kunstenaar, een designer, een bedenker, een “beeldend vertaler”.
Ik kijk en lees letterlijk zijn werk dat doorgaans door taal wordt gegenereerd. Wat hij schept opent de weg naar een zee van associaties en zijn werk doet ook wel eens glimlachen. Humor en relativering vindt hij onmiskenbaar belangrijk. Het leven en de kunst hebben de zin die wij er aan geven.
Keulemans’ oeuvre dwingt voorts respect af door zijn vormelijke aantrekkelijkheid. Zijn polyvalentie. Zijn kernachtigheid. Het verwijst naar gisteren, naar vandaag en morgen, naar het leven van u en mij, dat van ons allemaal, naar het leven dat we vooral via een toetsenbord leiden, naar de wereld rondom ons en vandaag meer specifiek naar wat verloren gaat zonder dat we het beseffen. Af en toe knipoogt het ook nog eens fijntjes naar de kunstgeschiedenis.
Wonderlijk hoe het naar Courbet verwijst, een spel speelt met copypasten en toe-eigenen, loepzuiver met collega-kunstenaar Manders communiceert, of met de twee meest bekende Marcellen uit onze kleine, fijne wereld van de beeldende kunsten. Veel links zal ik dan weer niét hebben gelegd. Maar niet het vele is goed, maar het goede is veel.
Niet meer dan een muisklik slechts zijn we van de meeste zaken verwijderd. Op zich een goede zaak wanneer het tot je is doorgedrongen dat je kousvoetelings vereenzaamt. Ik sprokkel nog wel wat woorden bij elkaar en de mensen die ik echt vast wil pakken zijn op de vingers van één hand te tellen. Schrijven of tikken, én spreken zijn zilver. Zwijgen is soms nog goud. Ik heb het ooit anders geleerd.
De lockdowns hebben de creativiteit niet het zwijgen opgelegd. Dagelijks krijg ik vers beeldend voer. Materiaal voor mijn spel met mijn kleine taal. Ik kon dus zinnen blijven bouwen.
Ik kon blijven woorden schikken en schrappen, gebruikte leestekens en eindigde mijn constructies doorgaans en naar oude gewoonte met een punt. Ook wel eens met een vraagteken. Te vaak, vind ik zelf, met een uitroepteken.
BEELDEND DICHTER
Ik sta hier bij het werk van een beeldend dichter. Ikzelf ben geen dichter, hoewel ik af en toe iets schrijf wat naar een gedicht neigt. Om kort door de bocht van taal naar beeld te gaan: wie fotografeert vandaag niét? Maar of je dan ook fotograaf bent, dat weet ik nog zo zeker niet.
Niet lang geleden verscheen over Keulemans’ oeuvre een monografie. Beelden en woorden. Ik heb de teksten grondig gelezen en vast kunnen stellen dat bijna alle auteurs lijken te beseffen dat je dit werk eigenlijk amper kunt vatten. Ze schrijven dan ook naast het werk. Maar ze schrijven goed. Er is er welgeteld één, een kunsthistoricus notabene, die het wel waagt. Hij heet Dujardin en zwaaide twee decennia lang de scepter in het Brusselse BOZAR. Hij vat knap samen. Ik zal u zijn taalkundig vakwerk dan ook niet onthouden. Over Patrick Keulemans, dus:
“Het is de taal die spreekt in een gestold ogenblik. Het is de beeldspraak waarmee gedichten een greep doen naar het onzegbare. Het zijn de letters en lettergrepen die weigeren zich te schikken in een vastgeroest zinsverband. Van icoon tot icon.”
Ik had wel graag iets meer van deze Keulemans gehad. Dan dichtte ik vaker. Maar je kiest niet. Ik bouw met zinnen korte verhalen. Een roman is me te lang, al kan ik Keulemans’ werk ondertussen wél in woorden vatten. Maar ik heb weinig structuur en het mankeert me vaak aan volharding.
FRANCOISE /HELENA/GHISLAINE
Op Radio 1 interviewt Joos in de ochtend minister Verlinden. Dan volgt “Dreamer”. Supertramp. Woorden, verhalen, dromen. Mijn gedachten vloeien weg, mee met de jachtige wolken, in het royale groen van naburige tuinen. Ik ontwar het immer mooie gezicht van Françoise Hardy. De Franse zangeres op wie ik altijd al verliefd ben geweest en zal blijven. Ze heeft om euthanasie gevraagd. Niet alleen kleine talen verdwijnen… Je wordt ouder en verliest nogal wat.
Wat later maakt mijn eega deze soms luide jongen duidelijk dat zij aan het lezen is. Dezelfde weekendbijlagen. Als ik haar zeg dat ik vind dat ze ruttelt (wij spreken thuis Brugs dialect), vraagt ze verwonderd: “Ruttelekik?” Het woord betekent ratelen, rammelen, pruttelen, rommelen en kwanselen, vertelt de Dikke Van Dale. Maar in onze kontreien geven we er nog een andere betekenis aan. Klanken en beelden.
Ik hul me in stilte en beeldende poëzie. Keulemans zijn geheel eigen en toch universele beeldtaal zet me aan het denken en fantaseren. Ze kent geen grenzen. Terwijl ons dialect geprangd zit tussen betonnen tuinmuurtjes. Die uit het oeuvre van Roger Raveel. Na de Wannes en Willem breken helaas bijna alleen nog rappers en toeristen uit.
De ochtend zit er bijna op. Elders in het huis zingt Hugo Raspoet over Helena. Voor hem het mooiste Nederlandstalig lied dat ooit is gemaakt. Nu bijna vergeten. Het is ook de naam van een zus (Ghislaine) die hij heel hard mist. Hij huilt. Soms was ze amper te beschrijven tederheid. Hij neemt de krant en de poes biedt troost. Hij aait en leest en ligt weer. Hij schuift mee in de gang der dagen, de stroom van het leven. Het is lente, maar bitterkoud. Buiten en in zijn hart. Hij leest. Woorden. Straks - op facebook - zal hij moeten kiezen tussen zilver en goud.
Johan Debruyne, april 2021
inleiding bij publicatie 'an enumeration'
Eerst een oproep: laten we stoppen met de woord- en de beeldcultuur tegen elkaar uit te spelen. Het is een nodeloze reductie en het getuigt van weinig historisch besef. Alsof er in de rijke zestiende eeuw van Bruegel en de zeventiende van Rubens en Rembrandt geen beeldcultuur was? Beeld en woord kunnen het opperbest met elkaar vinden. Dat doen ze in onze contreien al enkele eeuwen lang.
Beeld en taal raken innig verstrengeld in ‘beeldtaal’. Dat is een woord maar nog meer een concept dat een tweerichtingsverkeer op gang brengt. Vertrekkend vanuit het woord kom je bij beeldende taal uit. Vanuit het beeld beland je bij denkende kunst. De kunstcriticus in de dichter Paul van Ostaijen sprak van ‘ideoplastiek’. Zulke kunst wil de materiële werkelijkheid niet afbeelden – zoals de ‘fysioplastiek’ – maar het geestelijke tastbaar verbeelden en iets nieuws creëren. Al in 1911 had Wassily Kandinsky het ‘Over het geestelijke in de kunst’. De conceptuele kunst van de twee Marcellen (Duchamp en Broodthaers) zat er aan te komen. Het is in deze modernistische beeldtraditie waar Patrick Keulemans zich fris als een vis beweegt.
Beeldtaal. Het is de taal die kunstwerken spreken in een gestold ogenblik. Het is de beeldspraak waarmee gedichten een greep doen naar het onzegbare. Het zijn de letters en lettergrepen die weigeren om zich te schikken in een vastgeroest zinsverband. Het zijn de iconen – van Byzantijns paneel tot smiley – die kunstenaars niet langer aanbidden maar hertalen en re-activeren. Van icoon tot iCon.
Patrick Keulemans noemt zijn atelier een playground, een speeltuin. Hij gaat er in de weer met uiteenlopende materialen, tastbaar analoog of viraal digitaal. Het boek, an enumeration, biedt een overzicht van zijn beeldend onderzoek van de jongste jaren. Patrick Keulemans gaat koppig in het verweer tegen het status-quo van een al te prozaïsche werkelijkheid, beeld na beeld, als een opsomming waarin het ene beeldende verzet het andere met zich meebrengt. Ergens tussen taal en beeld rijpt alweer een fris inzicht, hapert sluitend begrip.
Paul Dujardin, 2017
De (on)macht van taal.Over Patrick Keulemans, kunstenaar.
Taal is een paradoxaal gegeven. Als drager bij uitstek van betekenis is ze vaak toch niet in staat die betekenis op een adequate manier over te dragen. Ze sluit in maar ook uit, zorgt voor verbinding maar even goed voor misverstand en onbegrip. Taal combineren met beeld is al helemaal een hachelijke onderneming. Taal kan de vrije betekenisruimte van het beeld verstikken, vervormen of verengen. En andersom staan beelden bij woorden de eigen verbeelding vaak in de weg. In het werk van Patrick Keulemans ervaren we een andere beweging: hij vertrekt van de beeldende, grafische kwaliteit van taal en laat de betekenis veelal ontstaan vanuit dat taal-beeld. In het samenspel van taal-teken en beeld ontplooit zich als het ware een surplus aan betekenis.
Enkele jaren geleden stelde een neuroloog dyslexie vast bij Patrick Keulemans. De diagnose verklaarde niet alleen zijn moeizame strijd met (vooral) geschreven taal, ze maakte ook de weg vrij voor een stroom aan ideeën, een netwerk van woord-beeld associaties, wat in korte tijd leidde tot een geheel eigen, boeiend en divers beeldend universum. De alternatieve logica van de dyslecticus, de 'ongewone' manier waarop zich in zijn hersenen associaties vormen, wist hij om te buigen tot een krachtig artistiek ingrediënt.
De (on)mogelijkheid van taal staat in het werk van PK vaak voor de (on)mogelijkheid van communicatie, van samen-leven. Zijn persoonlijke ervaring met dyslexie maakt de kunstenaar extra gevoelig voor de kwetsbare kanten van taal. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vele werken die handelen over verdwenen talen. Taal wordt bij PK een metafoor om thema’s als culturele diversiteit en de kwetsbaarheid van het individu in een globaliserende wereld aan te kaarten. Zoals in zijn speelse knipogen naar de wereld van Twitter en Facebook, waar hij aan de kaak stelt hoe we ons als mens blootstellen aan de voyeuristische blik van de anonieme massa.
Hoewel op het eerste zicht licht en toegankelijk is het werk van PK doortrokken van kritiek en reflectie. Gepokt en gemazeld in de reclame- en communicatiewereld , weet hij de argeloze blik van de toeschouwer op een intelligente manier te vangen en te verleiden met de mooie, verfijnde ‘look’ van de objecten die hij maakt. Daarbij springt zijn gevoeligheid voor materialen en zijn zorg voor afwerking meteen in het oog. Speelsheid en fijne humor ontlokken de kijker vaak meteen een glimlach. Om daarna diepere betekenislagen te ontwaren. Achter een geordende en mooi afgewerkte buitenkant schuilt een steeds chaotischer netwerk van vragen en existentiële twijfels. Over frustraties, over macht en onmacht, over vergankelijkheid, over menselijke zwakheid, over de noodzaak en het onvermogen van communicatie en van leven-in-relatie. Maar net als in het leven zelf verzachten de poëzie en de schoonheid van het werk de harde werkelijkheid en maken ze haar leefbaar.
In het netwerk van betekenissen die PK ontwikkelt ontdekken we vaak een wisselwerking tussen verleden en heden. De gepatineerde afwerkingslaag van heel wat werken contrasteert bijvoorbeeld met hun referentie aan hedendaagse media of gebeurtenissen uit de actualiteit. De duidelijke verwijzingen naar illustere voorgangers uit de kunstgeschiedenis worden hedendaags-strak vormgegeven, met de nodige milde kritiek en een dosis speelse zelfrelativering.
PK kijkt niet alleen als kritisch buitenstaander naar het onmogelijke spel dat taal is. In menig werk smijt hij zich als beeldend activist in de strijd voor de verdediging van lokale talen. Hij zoekt contexten op waarin zijn werken meer dan symbolische betekenis krijgen. En hij engageert zich in onderzoek door experimentele omgevingen te creëren die kunnen leiden tot een beter beeldend inzicht in de communicatie van bijvoorbeeld bijen. Opnieuw tast hij de grenzen af van verstaan, van controle en macht.
Dat zoeken vinden we ook terug in zijn werk over religies. Als vrijdenker kijkt PK met verwondering naar de onderlinge verhoudingen tussen religies, naar hun invloed op onze taal en cultuur. Net als taal is religie een systeem dat mensen houvast biedt, vormt en verbindt, maar meer nog dan taal is religie verworden tot een machtsstructuur, een hindernis voor de vrijheid en ontwikkeling van het individu. Hij opent mogelijkheden om de ervaring van religie in een ander licht te stellen of zelfs uit te wissen en opent daarmee bij de kijker een mentale ruimte.
Die mentale ruimte ligt aan de basis van het werk van PK. Het inzicht in zijn ogenschijnlijke beperking genereert een onuitputtelijke stroom van ideeën. Het werd de taal waarin PK zich nu in alle vrijheid uitdrukt. De taal van de beeldend vertaler, die erin slaagt om van elk ding, hoe banaal ook, iets van betekenis te maken.
Lies Daenen, 2017
Taal en de betekenis van beelden.Patrick Keulemans is pas in 2009 zogenaamd ‘vrij werk’ gaan maken. Het heeft quasi altijd met taal te maken. Een aantal jaren geleden had hij aan de computer een black out en hij was te rade gegaan bij een neuroloog. Die stelde vast dat hij dyslectisch is. Dat was meteen een verklaring voor de leermoeilijkheden in de taalvakken tijdens zijn humaniora. “Ik kan bij een teveel aan prikkels alles niet verwerkt krijgen en dan blokkeer ik. Daarom leef ik ook wel redelijk alleen; zodat ik dat een beetje zelf kan bepalen.” Desondanks (of is het juist daarom?) intrigeert taal en communicatie hem bovenmate. Zijn kunst is vooral communicatie.
Moeilijkheden kunnen interessante uitdagingen vormen. Bij Keulemans stimuleren ze hem tot allerlei associatieve gedachten en redeneringen, tot een overvloed aan denkpistes die hij zonder schroom kan bewandelen. En die gedachtegangen blijven niet zonder enig plastisch gevolg. Ze vinden hun weg in een onafgebroken stroom van werken. Hij is kritisch, hij stelt vragen, hij geeft commentaar, maar hij doet dat op een geheel eigenzinnige en zeer visuele manier.
OVER KOPIËREN EN REFEREREN
Naar aanleiding van het dispuut enkele jaren geleden rond de foto van een politicus, die door Luc Tuymans in een schilderij werd verwerkt en de vraag rond plagiaat die hierbij werd gesteld, reageerde Patrick Keulemans met het werk The copy paste society uit 2015. Het internet geeft ons volop toegang tot teksten en beelden. Met een paar muisklikken nemen en verspreiden we woorden en beelden, die niet noodzakelijk onze woorden en beelden zijn. Wat doet Keulemans? Hij neemt de onderhuid van een koe die tot een soort perkament is bewerkt, weekt ze zodat het weer soepel en handelbaar wordt en ponst er met het nodige geduld talloze ronde stukjes uit. Het geponste vel zal daarna als een sculpturaal element in de ruimte geëtaleerd worden en krijgt de zowel eenvoudige als veelzeggende titel Cut out. De stukjes perkament worden, verhoogd met een stukje leder, aangebracht op een glasplaat zodat er enig reliëf ontstaat. De glasplaat zelf is witgekalkt met ronde uitsparingen voor de tekst. Het geheel wordt heel netjes en professioneel gepresenteerd in een houten box, vijf in getal, mooi beschermd door glas aan beide zijden. In één van die boxen is te lezen: “672 dots without copying John Baldessari.” Dat zinnetje wordt telkens herhaald in een raster van 672 punten. Is dat bezigheidstherapie of wil Patrick Keulemans hiermee iets vertellen?
Een repetitieve handeling kan als zeer rustgevend en kalmerend worden ervaren. Dat kan voor Patrick Keulemans wellicht een methode zijn om de toevloed aan gedachten en associaties te bemeesteren, om zich intens te concentreren op juist datgene wat hij aan het doen is. Het is natuurlijk ook een zeer originele manier om met de problematiek van het kopiëren om te gaan. Met The copy paste society refereert hij heel expliciet naar een werk dat de Amerikaanse kunstenaar John Baldessari (°1931) maakte in 1971. In zijn mooiste handschrift schreef die een quasi eindeloze reeks van dezelfde regel: “I will not make any more boring art.” Het werk roept bij velen de herinnering op aan de strafregels die de meester of de juffrouw ons destijds liet neerpennen. De kunst van Baldessari is niet zelden gespeend van enige humor en net daarom au sérieux te nemen.
Al de boxen van The copy paste society alluderen dus op dezelfde problematiek. Eentje verwijst bijvoorbeeld naar de Brit Damian Hirst (°1965) en zijn schilderijen met kleurrijke cirkelpatronen. Patrick Keulemans heeft ze vervangen door namen van druggerelateerde chemicaliën die Hirst als titels voor zijn werken gebruikt. Ook de drie andere boxen verwijzen naar kunstenaars die het punt als beeldelement in hun werk gebruiken: Roy Lichtenstein, Atsuku Tanaka en Yayoi Kusama.
Het werk van Keulemans refereert inderdaad niet zelden naar dat van andere kunstenaars; van Van Gogh tot Broodthaers, van Courbet tot Cadere. Enige kennis van wat er omgaat in de kunstwereld kan helpen bij de interpretatie van het oeuvre dat hij ondertussen heeft opgebouwd.
DE POSTBODE EN DE BRIEF
Een andere terugkerende thematiek is communicatie en sociale media. Patrick Keulemans speelt met de oppervlakkigheid en het extreem voorbijgaande van die technische middelen waarmee we zoveel communiceren dat we vergeten in gesprek te gaan, te luisteren en te praten. We consumeren zowel de middelen als de boodschappen. De tablets en smartphones volgen elkaar op met telkens een groter vermogen, nieuwere mogelijkheden en applicaties. Het werk The postman wijst ons op die andere, tragere vorm van communicatie: de brief. Het werk bestaat uit meer dan honderd kleine boxen en is zo opgesteld dat er een verdichting optreedt naar het midden toe, zoals in een dorp of stad de huizen dichter tegen elkaar geschaard zijn in het centrum.
Het schrijven als zodanig komt dan weer aan bod in een heel aantrekkelijk en poëtisch werk dat bij voorkeur functioneert in een ietwat duistere ruimte. Een jaar lang schreef ik je wekelijks na middernacht bestaat uit een reeks transparante schrijfstiften die refereren naar de ganzenveer en kleurrijk en sober oplichten in het duister.
Ook religie laat Patrick Keulemans niet onberoerd. Bij deze kunstenaar leeft de vraag hoe de wereld er zou uitzien zonder de godsdiensten. Het is uiteraard een hypothetische vraag, misschien de moeite waard om even over te fantaseren, maar ze leidt natuurlijk naar een diepere reflectie over de impact van de diverse wereldgodsdiensten en hun ‘heilige’ boeken op ons persoonlijk leven vandaag, ongeacht of je nu gelovig bent of niet. Zijn werk trekt niets of niemand in het belachelijke, hij stelt vragen, hij observeert met een kritische blik.
TEKST EN DIALOOG
In het werk van deze kunstenaar en dyslecticus spelen teksten dus een grote rol. In de inkomhal van het woon- en cultuurcomplex New Zebra, onderdeel van de ‘Zebrastraat’ in Gent, is permanent een werk van hem te zien. In Hermetic heeft hij twee fragmenten uit het laatste hoofdstuk van Ulysses van James Joyce verwerkt. Het is een tekst die tot de wereldliteratuur behoort, maar die niet uitblinkt door leesbaarheid, doordat de schrijver geen gebruik maakt van leestekens. Voor Keulemans is dit al helemaal een quasi onoverkomelijke opgave, zo lijkt het wel. De kunstenaar heeft de twee fragmenten tekst gevat in twee grote stukken leer, iets wat alweer naar perkament verwijst als eeuwenoude drager van geschreven boodschappen. De teksten zijn erin aangebracht als in afzonderlijke punten gevatte letters zonder enige spatie tussen de woorden. Het wordt de lezer dus nog een graadje moeilijker gemaakt dan het al was. Wie het werk vluchtig bekijkt, zal wellicht niet eens de indruk hebben dat hier een tekst is afgedrukt. Keulemans benadrukt met een redelijk eenvoudige, maar zeer arbeidsintensieve ingreep de complexiteit van het boek.
In zijn jongste dubbeltentoonstelling in de White House Gallery in Lovenjoel en in de Zebrastraat te Gent kwam Patrick Keulemans ook naar buiten als een pleitbezorger voor de dialoog. Het belang van de ontmoeting kan hij niet genoeg benadrukken. Voor het werk Convernations heeft hij een groene vlag ontworpen, groen als de kleur van de hoop. Op de vlag staan 195 witte punten in een cirkelformatie, als symbool voor de evenvele staten die onze planeet momenteel rijk is. De punten zijn niet gewoon punten, als je ze wat van naderbij bekijkt blijken het gestileerde tekstballonnetjes te zijn. De vlaggen hangen verspreid over de site als voor een feest, maar ze hangen ook aan een aantal naar elkaar toe neigende vlaggenstokken die een soort tipi vormen. Het is een uitnodiging om met elkaar te praten, een uitnodiging niet enkel naar ons, zeker ook naar hen die ons ‘leiden’.
Daan Rau, 2017
VAN CHAOS NAAR LEESSYSTEMENbeeldend vertaler Patrick Keulemans
In Keulemans ’Het Land van de Dode Talen - De Opzichter - bewaakt een nietig mannetje op een hoge stoel, als de referee van een vreemde wedstrijd, een schijnbaar uitgedoofd vulkaanlandschap. Onder het gekalkte aardoppervlak kan je de oerchaos van het leven zelf vermoeden, die diep binnenin borrelt en bruist. Iets komt tot leven,
iets anders blaast zijn laatste adem uit.
In het universum van Keulemans geven boomstammen rooksignalen en zijn hersendelen in het Latijn genoteerd op een zwevende metalen breinkaart.
Zodat we niet verloren lopen, zodat we de weg vinden in onze eigen oerchaos.
In een witte cirkel, ingedeeld als een wijzerplaat met twaalf onderdelen, wordt een gefilmde codetaal tot chaos geblazen – taal als tekensysteem zou orde moeten scheppen – maar begrijpen we elkaar wel goed? Wat gaat er onderweg verloren
aan betekenis?
Voor Patrick Keulemans leidt al het gedachte en ongedachte via associaties naar een beeld – een persoonlijke verbeelding van een sluimerend idee. Hij gelooft niet in de spontane inval of inspiratie die de kunstenaar verlicht als een plotse bliksemschicht.
Een idee kan al een lang en vruchtbaar leven hebben geleid in het onbewuste, tot de juiste tijd daar is om zich te materialiseren. In welke vorm dan ook: film, beelden, tekeningen, foto, geluid of een combinatie van media. ‘Ik ben dat allemaal.’
Sinds hij drie jaar geleden van een neuroloog te horen kreeg dat zijn mentale taalbarrière te wijten is aan dyslexie staat er geen rem meer op de ideeënstroom. Alsof het zo hevig geregend had dat het water door de dam brak en plots in een versnelling belandde. Ik hoop dat het nooit eindigt. Zijn interesse ging altijd al uit naar schriftuur, communicatiesystemen, codes; maar kreeg een extra energiestoot door het besef dat het niet kunnen een anders begrijpen is. Zijn hersenverbindingen volgen een andere weg, omwegen vol mysterieuze associaties en verrassende uitkomsten. Niets is zonder betekenis. Achter alles schuilt een beeld. En dan nog een. Ik ben dat allemaal.
Het gulzige werken. Voor ‘one sea, one language’ was Keulemans op een bepaald moment aan 35 werken tegelijk bezig. Want die stroom verloopt niet netjes geordend, maar gaat alle kanten op. Sommige wegen lopen dood, andere blijken levensvatbaar te zijn. Het opbouwen stap voor stap. Bekijken. Denken. De werkelijkheid herschikken.
Hij wil beelden doen spreken, ook al is het in een soort braille of in een gloednieuw schriftuur, waarvan we ons afvragen waar die vandaan komt. En toch herkennen we daar iets. Wij zijn dat allemaal.
Greet Van Thienen, 2012
Ik ben proberen nagaan wat me precies raakte in je expo. Want eerlijk gezegd heb ik nogal wat negatieve ervaringen sinds ik de laatste tijd wel vaker musea en galerieën bezoek. Hip gedoe, opgeblazen kunstzinnigheid kunnen me soms ellendig van een expo doen thuiskomen.
Allereerst de plek, het huis, de invulling daarvan. Ik denk dat de expo in het huis met de vele kamers en ramen, de (kijk)gaatjes in de vloer, de trappen en de uitstap naar de hal, hetzelfde effect op me heeft gehad als wanneer je een reis maakt. Als een wandeling in een middengebergte. Niet dat je één grote top hebt, en daar de hele dag naartoe werkt. Meer met plateaus, en verschillende toppen en dalen. Een golvende beweging, afwisseling van vergezichten en beslotenheid. Zo heb ik de expo ook beleefd: als iets avontuurlijks en tegelijk als een langzame, vloeiende beweging.
Het afgestripte witte huis met je werken erin betreden als het maken van een innerlijke reis. Een beleving zoals bij curiosakabinetten of Wunderkammers. Maar dan wel moderne Wunderkammers, ruimtelijk, niet met dat muffige, zogenaamd barokke; meer met de blik op verspreiding en dialoog gericht dan op verzamelen van curiosa. Openheid en innerlijk, een sterke combi.
In ieder geval, nu een week later, denk ik te weten waar het hoogtepunt voor mij lag. Dat was aan het eind van ons bezoek, op de eerste verdieping, waar toen bijna geen volk was. Het geluid van eigen stappen hoorbaar en de gaten in de vloer dreigender, het gestripte gebouw natuurlijker. Ook zag je van boven prachtig uit op de velden, het groen, het park. En er was de zonovergoten dag die er blijkbaar bijhoorde.
Toen de installatie van de Moderator. Eerst op afstand blijven kijken, de beweging van de naald volgen. Dan de boeken en de bladzijden om zien slaan zonder dat er een hand bij te pas komt. Lezen op het ritme van een zuchtje wind? Lezen en laten lezen, heel frivool en tegelijk de confrontatie: wie leest? Wie bepaalt wat er gelezen wordt? Ook bevreemdend: het idee letterlijk een pageturner aan het werk te zien. Maar in tegenstelling tot wat bij een pageturner gebruikelijk is (het snel en gulzig leegvreten van de bladzijden, niet de woorden proeven, maar over de regels heenvliegen) was hier sprake van een eerder lichte en regelmatige beweging.
Dan de schok. Opzij kijken, hetzelfde beeld zien als waarnaar je keek maar dan met twee stoelen erbij. Verwarring en herkenning in één beweging. Vervolgens blijven staren naar het nieuwe beeld, het andere vergeten en toch op je hoede zijn. Dan het ene beeld met het andere willen vergelijken. Daarna afstand nemen, het geheel bezien en overblijven met de vraag of de bladzijden al dan niet beschreven zijn. Ik ben weggegaan zonder de vraag beantwoord te willen weten. Want in een expo waarin communicatie, taal en teken zo aanwezig is, volstaat het wellicht om een vraag alleen maar gesteld te zien, zonder overal meteen antwoorden op te geven?
Jean-Luc van IJperen, 2012
Hengelo, Nederland
Interview met Patrick Keulemans, Leuven, juni 2012. hildevancanneyt.blogspot.be